ingrosseer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ingrosseer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • inĀ·grosĀ·seer

Werkwoord

vervoeging van
ingrosseren

ingrosseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingrosseren
    • Ik ingrosseer. 
  2. gebiedende wijs van ingrosseren
    • Ingrosseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingrosseren
    • Ingrosseer je? 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.