inoculeerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inoculeerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·ocu·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
inoculeren

inoculeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van inoculeren
    • Ik inoculeerde. 
    • Jij inoculeerde. 
    • Hij, zij, het inoculeerde. 

Gangbaarheid

  • Het woord inoculeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.