iriseer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  iriseer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • iri·seer

Werkwoord

vervoeging van
iriseren

iriseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van iriseren
    • Ik iriseer. 
  2. gebiedende wijs van iriseren
    • Iriseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van iriseren
    • Iriseer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord iriseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.