können

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  können    (hulp, bestand)
  • Geluid:  können    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkœnən/
Woordafbreking
  • kön·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudhoogduitse kunnan.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
können
/ˈkœnən/
konnte
/ˈkɔntə/
gekonnt
/gəˈkɔnt/
volledig

Werkwoord

können

  1. kunnen
    «Wir können wegen des Lärms nicht schlafen.»
    We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.
  2. mogen
  3. weten hoe iets te moeten doen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.