kabbelde af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kabbelde af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kab·bel·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afkabbelen |
kabbelde af
- enkelvoud verleden tijd van afkabbelen
- Ik kabbelde af.
- Jij kabbelde af.
- Hij, zij, het kabbelde af.
- Ik kabbelde af.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.