knutselt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knutselt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • knut·selt

Werkwoord

vervoeging van
knutselen

knutselt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knutselen
    • Jij knutselt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knutselen
    • Hij knutselt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van knutselen
    • Knutselt! 

Gangbaarheid

  • Het woord knutselt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.