logeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: logeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- lo·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
logeren |
logeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van logeren
- Ik logeer.
- gebiedende wijs van logeren
- Logeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van logeren
- Logeer je?
Afgeleide begrippen
- logeerbed, logeerboerderij, logeergast, logeergebouw, logeerhuis, logeerkamer, logeerpartij
Gangbaarheid
- Het woord logeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.