majoreert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  majoreert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ma·jo·reert

Werkwoord

vervoeging van
majoreren

majoreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van majoreren
    • Jij majoreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van majoreren
    • Hij majoreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van majoreren
    • Majoreert! 

Gangbaarheid

  • Het woord majoreert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.