mandagers

Noors

Woordafbreking
  • man·da·gers
Naar frequentie > 50000

Zelfstandig naamwoord

mandagers, mv

  1. onbepaalde vorm genitief meervoud van mandag
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.