marmerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: marmerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mar·mer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
marmeren |
marmerde
- enkelvoud verleden tijd van marmeren
- Ik marmerde.
- Jij marmerde.
- Hij, zij, het marmerde.
- Ik marmerde.
Gangbaarheid
- Het woord marmerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.