multipliceerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: multipliceerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mul·ti·pli·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
multipliceren |
multipliceerde
- enkelvoud verleden tijd van multipliceren
- Ik multipliceerde.
- Jij multipliceerde.
- Hij, zij, het multipliceerde.
- Ik multipliceerde.
Gangbaarheid
- Het woord multipliceerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.