musiceer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  musiceer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mu·si·ceer

Werkwoord

vervoeging van
musiceren

musiceer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van musiceren
    • Ik musiceer. 
  2. gebiedende wijs van musiceren
    • Musiceer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van musiceren
    • Musiceer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord musiceer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.