musim

Indonesisch

Woordafbreking
  • mu·sim
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

musim

  1. seizoen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /mʊsɪm/
Woordafbreking
  • mu·sim

Werkwoord

musim

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord muset / musit
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.