nah

Engels

Uitspraak
  • [næː], [nɑː]

Tussenwerpsel

nah

  1. welnee, nee hoor, ach kom toch, ben je mal.
    «Are you mad at him? -- Nah
    Ben je kwaad op hem -- Ach, welnee!
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.