nehmen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  nehmen    (hulp, bestand)
  • Geluid:  nehmen (Oostenrijks)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈneːmən/
Woordafbreking
  • neh·men
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nehmen
/ˈneːmən/
nahm
/naːm/
genommen
/gəˈnɔmən/
Klasse 4 sterk volledig

Werkwoord

nehmen

  1. nemen
    «Das Wort nehmen»
    Het woord nemen
    «Den Zug nehmen»
    De trein nemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.