ontregelt

Uitspraak

• Geluid:  ontregelt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ont·re·gelt

Werkwoord

ontregelt

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontregelen
   

   • Jij ontregelt. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontregelen
   

   • Hij ontregelt. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontregelen
   

   • Ontregelt! 

Gangbaarheid

• Het woord ontregelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.