ontsta

Uitspraak

• Geluid:  ontsta    (hulp, bestand)
• IPA: / ɔntˈsta / (2 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /ɔnt.ˈsta/
  • (Vlaanderen, Brabant): /ɔnt.ˈsta/
  • (Limburg): /ɔnt.ˈsta/

Woordafbreking

• ont·sta

Werkwoord

ontsta

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstaan
   

   • Ik ontsta. 

2. gebiedende wijs van ontstaan
   

   • Ontsta! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstaan
   

   • Ontsta je? 

4. aanvoegende wijs van ontstaan

Gangbaarheid

• Het woord ontsta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.