opmarcheerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opmarcheerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·mar·cheer·de

Werkwoord

vervoeging van
opmarcheren

opmarcheerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opmarcheren
    • ... dat ik opmarcheerde. 
    • ... dat jij opmarcheerde. 
    • ... dat hij, zij, het opmarcheerde. 

Gangbaarheid

  • Het woord opmarcheerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.