opschorste

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opschorste    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·schors·te

Werkwoord

vervoeging van
opschorsen

opschorste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opschorsen
    • ... dat ik opschorste. 
    • ... dat jij opschorste. 
    • ... dat hij, zij, het opschorste. 

Gangbaarheid

  • Het woord opschorste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.