optutte

Uitspraak

• Geluid:  optutte    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• op·tut·te

Woordherkomst en -opbouw

•  optut ww  met de uitgang -e

Werkwoord

optutte

1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van optutten
   

   • ... dat ik optutte. 
     
   • ... dat jij optutte. 
     
   • ... dat hij, zij, het optutte. 

2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van optutten

Gangbaarheid

• Het woord optutte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.