opvis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: opvis (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔpfɪs / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- op·vis
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opvissen |
opvis
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvissen
- ... dat ik opvis.
Gangbaarheid
- Het woord opvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.