opvliegt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opvliegt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·vliegt

Werkwoord

vervoeging van
opvliegen

opvliegt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvliegen
    • ... dat jij opvliegt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvliegen
    • ... dat hij opvliegt. 

Gangbaarheid

  • Het woord opvliegt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.