overkijk

Uitspraak

• Geluid:  overkijk    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• over·kijk

Werkwoord

overkijk

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkijken
   

   • ... dat ik overkijk. 

overkijk

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkijken
   

   • Ik overkijk. 

2. gebiedende wijs van overkijken
   

   • Overkijk! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkijken
   

   • Overkijk je? 

Gangbaarheid

• Het woord overkijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.