pantsert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pantsert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pant·sert

Werkwoord

vervoeging van
pantseren

pantsert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pantseren
    • Jij pantsert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pantseren
    • Hij pantsert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pantseren
    • Pantsert! 

Gangbaarheid

  • Het woord pantsert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.