parkeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  parkeer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • par·keer

Werkwoord

vervoeging van
parkeren

parkeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parkeren
    • Ik parkeer. 
  2. gebiedende wijs van parkeren
    • Parkeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parkeren
    • Parkeer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord parkeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.