passeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  passeer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pas·seer

Werkwoord

vervoeging van
passeren

passeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passeren
    • Ik passeer. 
  2. gebiedende wijs van passeren
    • Passeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passeren
    • Passeer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord passeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.