perder

Portugees

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
perder
perdia
perdido
volledig

Werkwoord

perder

  1. verliezen


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /peɾ.ˈðeɾ/
Woordafbreking
  • per·der

Werkwoord

perder

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
perder
perdía
perdido
volledig
  1. onovergankelijk verliezen, verlies lijden
  2. verkleuren
  3. verslechteren, vervallen
  4. lekken (van gas of vloeistof)
  5. overgankelijk verliezen
  6. verzuimen, verkwisten
  7. missen, mislopen
  8. schaden, te gronde richten
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.