plankzeilt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plankzeilt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • plankĀ·zeilt

Werkwoord

vervoeging van
plankzeilen

plankzeilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plankzeilen
    • Jij plankzeilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plankzeilen
    • Hij plankzeilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plankzeilen
    • Plankzeilt! 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.