prognosticeert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  prognosticeert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • prog·nos·ti·ceert

Werkwoord

vervoeging van
prognosticeren

prognosticeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prognosticeren
    • Jij prognosticeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prognosticeren
    • Hij prognosticeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van prognosticeren
    • Prognosticeert! 

Gangbaarheid

  • Het woord prognosticeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.