recapituleert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  recapituleert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • re·ca·pi·tu·leert

Werkwoord

vervoeging van
recapituleren

recapituleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recapituleren
    • Jij recapituleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recapituleren
    • Hij recapituleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van recapituleren
    • Recapituleert! 

Gangbaarheid

  • Het woord recapituleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.