reisde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reisde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • reis·de

Werkwoord

vervoeging van
reizen

reisde

  1. enkelvoud verleden tijd van reizen
    • Ik reisde. 
    • Jij reisde. 
    • Hij, zij, het reisde. 
Vaste voorzetsels
  • reisde af
  • reisde rond

Gangbaarheid

  • Het woord reisde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.