resideerden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  resideerden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • re·si·deer·den

Werkwoord

vervoeging van
resideren

resideerden

  1. meervoud verleden tijd van resideren
    • Wij resideerden. 
    • Jullie resideerden. 
    • Zij resideerden. 

Gangbaarheid

  • Het woord resideerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.