samenwoonde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  samenwoonde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sa·men·woon·de

Werkwoord

vervoeging van
samenwonen

samenwoonde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van samenwonen
    • ... dat ik samenwoonde. 
    • ... dat jij samenwoonde. 
    • ... dat hij, zij, het samenwoonde. 

Gangbaarheid

  • Het woord samenwoonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.