schneiden

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  schneiden    (hulp, bestand),  schneiden    (hulp, bestand)
  • IPA: [ˈʃnaɪ̯dn̩]
Woordafbreking
  • schnei·den
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schneiden
[ˈʃnaɪ̯dn̩]
schnitt
[ˈʃnɪt]
geschnitten
[ɡəˈʃnɪtn̩]
volledig

Werkwoord

schneiden

  1. overgankelijk snijden
    «Nimm das Messer und schneide die Spitze ab.»
    Neem het mes en snij de punt eraf.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.