simuleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  simuleer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • si·mu·leer

Werkwoord

vervoeging van
simuleren

simuleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simuleren
    • Ik simuleer. 
  2. gebiedende wijs van simuleren
    • Simuleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simuleren
    • Simuleer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord simuleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.