speel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  speel    (hulp, bestand)
  • IPA: /speːl/
Woordafbreking
  • speel

Werkwoord

vervoeging van
spelen

speel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spelen
    • Ik speel. 
  2. gebiedende wijs van spelen
    • Speel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spelen
    • Speel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord speel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.