stoor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stoor    (hulp, bestand)
  • IPA: /stoːr/
Woordafbreking
  • stoor

Werkwoord

vervoeging van
storen

stoor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van storen
    • Ik stoor. 
  2. gebiedende wijs van storen
    • Stoor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van storen
    • Stoor je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 

Werkwoord

stoor

  1. opslaan
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.