tich

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /tɪx/ (Etsbergs)

Persoonlijk voornaamwoord

tich

  1. gemuteerde accusatief van doe
  2. gemuteerde onbeklemtoonde reflexief van doe
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.