trasferir

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
trasferir
trasfería
trasferido
volledig

Werkwoord

trasferir

Woordafbreking
  • tras·fe·rir
  • overgankelijk
  1. overbrengen, transporteren
  2. overmaken, gireren, storten, overboeken, overschrijven, transferen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.