tun

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  tun    (hulp, bestand)
  • IPA: /tuːn/
Woordafbreking
  • tun
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tun
/tuːn/
tat
/taːt/
getan
/ɡəˈtaːn/
volledig

Werkwoord

tun

  1. overgankelijk doen
    «Er tat es wegen des Geldes.»
    Hij deed het voor het geld.

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tʊn/
Woordafbreking
  • tun

Zelfstandig naamwoord

tun

  1. genitief meervoud van tuna
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.