uitroept

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitroept    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·roept

Werkwoord

vervoeging van
uitroepen

uitroept

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroepen
    • ... dat jij uitroept. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroepen
    • ... dat hij uitroept. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitroept staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.