uitsmijt

Uitspraak

• Geluid:  uitsmijt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• uit·smijt

Werkwoord

uitsmijt

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsmijten
   

   • ... dat ik uitsmijt. 

2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsmijten
   

   • ... dat jij uitsmijt. 

3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsmijten
   

   • ... dat hij uitsmijt. 

Gangbaarheid

• Het woord uitsmijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.