uitspelt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitspelt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·spelt

Werkwoord

vervoeging van
uitspellen

uitspelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspellen
    • ... dat jij uitspelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspellen
    • ... dat hij uitspelt. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitspelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.