uitsplitste
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitsplitste (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uitĀ·splitsĀ·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitsplitsen |
uitsplitste
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitsplitsen
- ... dat ik uitsplitste.
- ... dat jij uitsplitste.
- ... dat hij, zij, het uitsplitste.
- ... dat ik uitsplitste.
Gangbaarheid
- Het woord uitsplitste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.