uitspreekt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitspreekt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·spreekt

Werkwoord

vervoeging van
uitspreken

uitspreekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken
    • ... dat jij uitspreekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken
    • ... dat hij uitspreekt. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitspreekt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.