uitspuit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitspuit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·spuit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitspuiten |
uitspuit
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspuiten
- ... dat ik uitspuit.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspuiten
- ... dat jij uitspuit.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspuiten
- ... dat hij uitspuit.
Gangbaarheid
- Het woord uitspuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.