vastliep
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vastliep (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vast·liep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vastlopen |
vastliep
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vastlopen
- ... dat ik vastliep.
- ... dat jij vastliep.
- ... dat hij, zij, het vastliep.
- ... dat ik vastliep.
Gangbaarheid
- Het woord vastliep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.