vastplakt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vastplakt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vast·plakt

Werkwoord

vervoeging van
vastplakken

vastplakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastplakken
    • ... dat jij vastplakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastplakken
    • ... dat hij vastplakt. 

Gangbaarheid

  • Het woord vastplakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.