vestig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vestig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ves·tig

Werkwoord

vervoeging van
vestigen

vestig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vestigen
    • Ik vestig. 
  2. gebiedende wijs van vestigen
    • Vestig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vestigen
    • Vestig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vestig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.