volstond

Uitspraak

• Geluid:  volstond    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• vol·stond

Werkwoord

volstond

1. enkelvoud verleden tijd van volstaan
   

   • Ik volstond. 
     
   • Jij volstond. 
     
   • Hij, zij, het volstond. 

Werkwoord

volstond

1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van volstaan
   

   • ... dat ik volstond. 
     
   • ... dat jij volstond. 
     
   • ... dat hij, zij, het volstond. 

Gangbaarheid

• Het woord volstond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.